Reuze kopvoorns in La Maïre. Frankrijk 2010

Midden in de Haute Provence even ten noorden van het Lac St Croix ligt het bijzonder mooie Provencaalse dorpje Moustiers Sainte Marie. Het is tegen de bergen aan gebouwd en ligt precies op de plek waar een glashelder riviertje de bergen uit komt om daarna over steeds minder steile hellingen uiteindelijk uit te monden in het Lac St Croix. Moustiers Sainte Marie

Moustiers Sainte Marie is vanwege zijn prachtige bouw met oa. een fraaie boogbrug over de naar beneden kletterende La Maïre en vanwege zijn schitterende hoge ligging in een wondermooi landschap, geliefd bij toeristen die hier ’s zomers dan ook met horden komen. Ondanks dat is het dorp mede vanwege zijn autoluwte altijd een bezoek waard. De geschiedenis gaat terug tot in de vijfde eeuw. Een smeedijzeren ketting met in het midden een ster verbindt even ten noorden van het dorp op een hoogte van meer dan 200 m beide zijden van de rotsen, daar waar het bergriviertje een diep dal heeft uitgesneden. Naar men zegt zou een kruisvaarder in de 8e eeuw deze ketting daar gehangen hebben als dank voor zijn bevrijding. Het dorpje heeft een zeer rijke religieuze en ambachtelijke geschiedenis waarvan de sporen nog duidelijk aanwezig zijn. Zo wordt in het dorp nog altijd prachtige faience (speciaal soort aardewerk) gemaakt die de naam van het dorp draagt.

Als je midden in het dorp op de boogbrug staat, zie je het riviertje La Maïre via prachtige watervalletjes naar beneden denderen. Wat verder naar beneden neemt het verval af en passeert het riviertje een klein meertje “Le Petit Lac” voordat het uitmondt in het grote azuurblauwe Lac St. Croix. Het riviertje is vrijwel overal maar een paar meter breed. Alleen op het allerlaatste stukje wordt dat anders. Daar gaat de rivier over van 1e catégorie naar 2e catégorie (voor alle duidelijkheid ter plekke aangegeven op een groot bord). Vanaf hier vertakt de rivier zich in meerdere meanderende stroompjes die over een brede grindbedding door het oeverbos naar het Lac lopen.
Op de viskaart van het Parc Regional de Verdon, die je krijgt als je je visvergunning in deze regio koopt, is een en ander goed te zien. Overigens zijn vakantie-visvergunningen in Frankrijk tegenwoordig zeer goed geregeld. Je koopt ze voor twee weken en ze zijn voor een heel groot aantal aansluitende departementen geldig.

Op het 2e catégorie stuk van Le Maïre heb ik al zoekend naar visstekken in 2009 voor het eerst grote kopvoorn ontdekt. Ze houden zich op in de kommen in de buitenbochten van de meanderende stroompjes en langs voldoende diepe oevers. In de buitenbochten van de stroompjes worden op sommige plekken de oevers onder de bomen behoorlijk uitgehold en de kommen die zo ontstaan zijn soms dieper dan ze lijken. Wat ik tot m’n schade ontdekte toen ik een keer een vlieg van een boomwortel op de bodem van een wat grotere kom wilde bevrijden. Dat is me domweg niet gelukt. Dus stuk trekken maar.

Vanaf hier vertakt de rivier zich in meerdere meanderende stroompjes

Door ondiepe stroompjes zwemmen de kopvoorns van de ene naar de andere kom en als het water te ondiep is, doen ze dat als een soort van zalmen, grotendeels boven water spartelend, op hun buik over de ondiepe rivierbedding glijdend. Voor het overige staan ze in de bochten en langs de oevers rustig te wachten op al het lekkers dat de stevige stroom mee naar beneden voert.

In 2009 ben ik daar één keer geweest. Ik heb toen meerdere kopvoorns gezien en van alles geprobeerd. Maar ze waren op de nimf moeilijk te vangen en ze verscholen zich al gauw in de diepere plekken onder de oevers. Daar was moeilijk bij te komen. En voor zover wel, waren ze niet bijtgraag. Uiteindelijk wist ik er ééntje te haken op een parachuttevliegje. Een prachtige vis, zo dik als een kleine karper.

In 2010 zat er waanzinnig veel kopvoorn. Vooral de tweede keer dat ik er kwam. Sommige kommen zaten stikvol met vis. Hele scholen. Toen ik aankwam zag ik ze zelfs tailen. Het vangen ging ook aanmerkelijk beter. Na m’n lesje van 2009 ben ik natuurlijk met de droge vlieg begonnen. Maar dat leverde helemaal niets op.Een uitgebogen (John Zandvliet) IJsselmeernimf Na enig probeerwerk met allerlei nimfen bleek uiteindelijk een flinke red tag goudkop nimf het prima te doen: op je hurken naar de stek toe schuiven, aan de bovenstroomse kant van de kom je nimf in het water zien te krijgen (wat moeilijk is met alle begroeiing in, langs en boven water) en dan met gebruikmaking van de stroom je nimf door de kom en tussen de vissen door laten gaan. Soms is dat een gokje omdat het zich gedeeltelijk onder de overhangende oever of boomwortels afspeelt. Je zit dan ook regelmatig vast. Maar als dan uiteindelijk een van die vissen toehapt is het meteen feest. Hengel krom tot in het handvat en ondanks de beperkte ruimte is het een stevige en spannende dril.
Daarbij heb ik een keer lijnbreuk en een keer een verbogen haak gehad. Het binnenhalen van de vis is met een viertje niet mogelijk. Je drilt de vis in de kom, je beacht hem, loopt je lijn binnenhalend naar hem toe, pakt je lijn voorbij je hengeltop, loopt laatste stukje naar de vis toe en pakt tenslotte de vis. Kanjers van vissen waren het. Allemaal ongeveer even groot en tussen de 50 en 60 cm en ik schat rond de 1 ½ kilo. De grootste die ik ving was 59 cm en in de twee middagsessies die ik maakte, ving ik in totaal 11 van deze reusachtige kopvoorns.

Een dikke kopvoorn van ca. 57 cm Wat ik een aandoenlijk gebeuren vond, was dat tijdens het beachen van een vis er altijd 2, 3 of 4 andere kopvoorns waren die zij aan zij met hem mee zwommen en spartelden zo ver als ze konden. Vaak gingen ze pas weg als ik al dicht bij de vis was. Wat dat precies betekent, weet ik niet. Als iemand het wel weet, mag hij het me vertellen.

Gezien het zeer kleine stukje water dat op deze manier is te bevissen, naar schatting 200 à 300 meter, zou ik er nooit speciaal heen rijden om er te gaan vissen. Maar als je ooit in de buurt bent, kun je eens even gaan kijken.

Jan van Westerop

September 2010

Google Maps